In het speciaal onderwijs in Nederland zijn jongens in het algemeen en kinderen van allochtone herkomst in het bijzonder oververtegenwoordigd. Op scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zitten tot drie keer meer jongens dan meisjes. Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Op reguliere basisscholen is de verdeling tussen meisjes en jongens ongeveer gelijk. Er zijn in die leeftijdsgroep net wat meer jongens dan meisjes. Maar in het speciaal basisonderwijs (voor leerproblemen en lichtere beperkingen) en in speciaal onderwijs (voor ernstige beperkingen en gedragsprobemen) zijn er twee tot drie keer meer jongens dan meisjes.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek geeft geen verklaring voor het verschijnsel. Duidelijk is wel dat het grootste verschil tussen jongens en meisjes zichtbaar is bij verwijzingingen op grond van gedragsproblemen. Jongens worden in het onderwijs veel meer dan meisjes gezien als problematisch in gedrag.
Er zijn ook opmerkelijke verschillen in verwijzingen tussen kinderen met een Nederlandse achtergrond en kinderen met een migratieachtergrond. Net als bij sekse, maakt het voor het hebben van een leerprobleem of handicap in principe niet uit of een kind uit Nederlandse ouders is geboren of uit ouders met een migratie-achtergrond. Toch gaan naar verhouding meer kinderen met een migratieachtergrond naar speciaal onderwijs zo blijkt uit de navolgende grafiek. Het aandeel kinderen met migrantenachtergrond is 3 procentpunt hoger in speciaal onderwijs dan in regulier onderwijs.
Bron Centraal Bureau voor de Statistiek.